Vrijwillige koolstofkredieten (beter bekend als 'carbon credits') zijn eenheden van koolstofdioxide (CO2) die vrijwillig worden gecompenseerd door bedrijven, personen of andere entiteiten om hun eigen broeikasgasemissies te compenseren. Deze kredieten worden meestal gegenereerd door projecten die de CO2-uitstoot verminderen of vermijden, zoals projecten voor hernieuwbare energie, bosbouw of energie-efficiëntie. De credits worden vervolgens verkocht op vrijwillige koolstofmarkten, waar bedrijven en particulieren ze kunnen kopen om hun eigen emissies te compenseren.
Dankzij het gebruik van vrijwillige koolstofcredits verminderen bedrijven en particulieren hun eigen koolstofvoetafdruk door emissiereductieprojecten te steunen, maar gaan ze niet noodzakelijk de eigen activiteiten of levensstijl rechtstreeks veranderen. Ze ondersteunen op die manier wel de ontwikkeling van koolstofarme technologieën en initiatieven, en vormen in die zin een belangrijk instrument om klimaatverandering aan te pakken.
Het broeikaseffect is een wereldwijd atmosferisch mechanisme. En aangezien de emissies door de hele atmosfeer worden verspreid, maakt het niet veel uit waar ze zijn ontstaan of waar ze worden verminderd. Het is dus niet belangrijk hoe of waar de vermindering van CO2 plaatsvindt, de voordelen voor het klimaat zijn hetzelfde. Dit betekent ook dat een (wereldwijde) koolstofmarkt een kosteneffectieve manier is om de opbouw van CO2 in de atmosfeer te verminderen. Dat wil zeggen: via projecten op plaatsen waar de kosten laag zijn en de baten (CO2-reductie) hoog. Dit komt vaak overeen met een locaties met een lager niveau van technologische vooruitgang en lagere kosten van levensonderhoud. Daarom worden veel koolstofcompensatieprojecten in ontwikkelingslanden uitgevoerd.
Eén carbon credit wordt gegenereerd voor één ton CO2-reductie van een gevalideerd en geverifieerd carbon offset project. Projecten worden gevalideerd door een onafhankelijke derde certificeringsinstantie volgens een aanvaarde norm. De drie grootste normen voor validatie en verificatie - ook wel 'compensatienormen' genoemd - zijn:
- Verified Carbon Standard;
- Gold Standard;
- Plan Vivo;
Alleen projecten die zijn geverifieerd en gevalideerd volgens een aanvaarde norm, door een erkende certificeringsinstantie, komen in aanmerking voor verhandelbare koolstofkredieten. In de meeste gevallen is het de projectexploitant die eigenaar wordt van de koolstofkredieten nadat het project het registratieproces heeft doorlopen.
De koolstofkredieten komen in een database (register) terecht - vaak gerelateerd aan de van toepassing zijnde "compensatienorm" - die informatie bevat over het project, het aantal koolstofkredieten dat wordt uitgegeven, hoeveel er worden verkocht, enz. Het register zorgt ervoor dat er geen dubbeltellingen zijn. Bovendien is het mogelijk een zekere kwaliteitsspreiding (en dus prijsspreiding) aan te brengen tussen koolstofkredieten van verschillende projecten.
De projectexploitant (eventueel via een projectontwikkelaar) kan de koolstofkredieten rechtstreeks aan een eindgebruiker/koper verkopen of via een makelaar, beurs of andere tussenpartij. De prijs varieert in functie van de kwaliteit, het type project, de gebruikte norm, etc.
Vrijwillige koolstofcredits worden verhandeld binnen een brede prijsrange, meestal tussen 1 en 25 dollar, soms meer, afhankelijk van de eigenschappen van het compensatieproject en de marktomstandigheden. Een ton CO2 uitstoot compenseren van een kwalitatief project kost je dus gemiddeld ca. 15 dollar.
Afhankelijk van het type project kan dit verder oplopen. Zo worden "blauwe" koolstofcredits (blue carbon) van mangroveprojecten doorgaans tegen een hogere prijs verhandeld dan andere, vanwege andere ecosysteemgerelateerde voordelen zoals habitat voor vissen, veerkracht van de kust, potentieel voor lokale werkgelegenheid, enz.
Lees meer over blue carbon.